Kiezels

Kiezels

Danny wil alleen maar een avondje bankhangen nu zijn vriendin van huis is. Maar probeer maar eens stil te zitten als iemand voortdurend kiezels op je raam gooit.

Ik was alleen thuis. Mijn vrouw was weg naar een vriendin. Naar wie, geen idee. Het enige dat ik weet is dat ze eindelijk een keer weg was en ik de rest van de avond het rijk voor mij alleen had – moest ik meer weten?

Om mijn vrije avond af te trappen, pakte ik een biertje uit de koelkast en zette ik Netflix aan om die goede oude Walking Dead te kijken. Er was zojuist een nieuw seizoen uitgekomen en de koelkast was rijkelijk gevuld met bier en kliekjes. De omstandigheden waren top, al dan niet perfect.

Het was rond een uurtje of tien die avond en tijdens mijn vierde biertje dat ik een harde ‘TIK!’ in de keuken hoorde. Ik draaide me even om, maar besteedde er verder geen aandacht aan. Het is een oud huis. Misschien waren het de leidingen. Wat geeft het.

Op TV stond Rick Grimes, de held van de show, op het punt het dorp binnen te vallen van een of andere geflipte gouverneur. Overal liepen zombies rond en in een kazerne werden twee vrienden van hem gegijzeld – lees in elkaar geramd en aangerand. Het ging er wild aan toe, zeg dat wel. Maar precies toen Rick een einde aan het feestje wou maken, hoorde ik opnieuw datzelfde geluid. ‘TIK!’ En dit keer was het al te duidelijk wat het was. Me reet dat het leidingen waren.

Het was een geluid dat ik vroeger bijna wekelijks hoorde. Het was het geluid van vrienden die je ’s avonds laat nodig hebben en niet je ouders willen storen. Dit was hetzelfde; geen twijfel mogelijk. Dit was de schreeuw van raamglas dat geraakt wordt door een steentje. Een kiezel. Maar wie de fuck doet nog zoiets nu we allemaal mobiele telefoons hebben?

Het plotse geluid ging me niet in de koude kleren zitten. Niet alleen omdat moment behoorlijk beroerd gekozen was, maar ook omdat de ramen in de keuken door een muur compleet afgeschermd zijn van de rest van de tuin en je wel verdomd goede curve skills moet hebben om die te raken zonder er recht voor te staan. Beter gezegd: zonder dat te doen is dat volstrekt onmogelijk. En om te bedenken dat er zomaar iemand in je tuin staat om tien uur ’s avonds?

Dus, net als ieder weldenkend persoon gedaan zou hebben, negeerde ik het. De gedachte dat iemand daar stond en steentjes tegen het raam gooide werd met de seconde idioter. Nee, het was pas bij steen drie en vier dat de realiteit mijn ballen liet indalen en ik gedwongen werd om dit mysterie te ontrafelen.

Tot het moment dat ik de keuken binnenkwam voedde mijn brein mijn geest met input die alleen tevoorschijn lijkt te komen op het moment dat het buiten donker is en je alleen thuis bent: kampvuurverhalen, scènes uit horrorfilms, zelfs die kut geestdocumentaires van Discovery … Maar wat mij het meeste dwars zat was het nieuwsbericht dat ik vorige week op Regiobron.nl had gelezen over. Dat verhaal over ene ‘Reusachtige Ronald’ die ontsnapt was uit Mantrovia (het gesticht hier twee straten verderop). Ik wist niet goed meer of die kerel inmiddels alweer terecht was, maar op momenten als deze ga je automatisch uit van het slechtste. Bevorderlijk is het niet.

Vanuit de keuken probeerde ik door het raam naar buiten te kijken, maar in plaats daarvan kon ik alleen nog maar mijn vrouw vervloeken omdat ze het tuinlicht niet had aangelaten. Al dat ik in dit raam kon zien was een donkere weerspiegeling van mijzelf; een sinistere dubbelganger met doodsangst op zijn gezicht. En dat beeld hielp niet om het ritme van mijn hartslag te verlagen.

Ik drukte het keukenlicht aan om de duisternis buiten uit te wissen, maar toen dat mijn reflectie alleen maar scherper maakte, drukte ik die meteen weer uit. Als ik daar wat wou zien moest toch echt dat tuinlicht aan. En het liefst deed ik dat zo snel mogelijk. Het idee dat Reusachtige Ronald daar in mijn achtertuin stond met een hand vol kiezelsteentjes begon door angst en uitstel iets te werkelijk te worden.

Ik liep door naar de achterdeur in de bijkeuken waar het lichtknopje van de tuinverlichting was. De achterdeur zelf had een groot enkelglasraam waardoor je gemakkelijk naar buiten kon stappen als het glas er niet in zat. Je kon er altijd een groot deel van de tuin door zien. Althans… Wanneer het daar verlicht was tenminste.

Ik drukte op de schakelaar en de tuin vulde zich met witlicht. Een hoog piepgeluid ontsnapte uit mijn keel. De poort was open – ja, daar was geen twijfel over mogelijk. Mijn vrouw had dat vervloekte ding voor de tachtigste keer weer eens niet op slot gedaan, maar om hem ook nog eens wagenwijd open te laten staan … Nee, dat zou zelfs voor die lomperd de eerste keer zijn.

Ik sloot de achterdeur met de sleutel die nog in het slot zat en controleerde daarna of de deur goed op slot zat. Dat zat die. Zeer zeker. Er was geen maniak die nu nog dit fort kon betreden – niet zonder het enkelglasraam in te slaan tenminste.

Het leek me het beste om gewoon weg te lopen en de situatie te laten zoals die was. Misschien waren het wonder boven wonder toch die pijpleidingen die ik had gehoord, en wie weet had dat achterlijke mens toch gewoon die poort opengelaten. Alles kan, zeggen ze. Dus waarom zou ik mijn brein nog langer vergiftigen met het idee dat Reusachtige Ronald vanuit de achtertuin naar binnen loerde en zijn kans afwachtte? Misschien kon ik nog een biertje drinken en een aflevering Walking Dead kijken voor mevrouw Kluns thuis was in plaats van me hiermee bezig te houden.

Zo liep ik terug door de donkere keuken richting het warme, witte licht van mijn tv en het comfort van mijn bankstel; mijn veilige haven ver weg van die met gruwelen gevulde buitenwereld. Maar na een paar stappen landde mijn voet op wat kleins en puntigs. Iets hards. Iets dat aanvoelde als … een kiezel.

‘R-r-ronald, b-b-ben jij daar?’

Nieuwsbericht over dit verhaal

Ander nieuws